zonden stukken. In alle kazernes schreven militairen opgewonden brieven. Ritsen handtekeningen eronder. ״Aan de hoofdredactie van.." De dijken bezweken.
„In onze kazerne geeft de luitenant strafregels". „Mijn kapitein heeft me gisteren honderd keer laten schrijven: „Als ik mijn schoenen poets, moet ik ze allebei poetsen." „Wij hebben bij ons op de kamer een milicien, die strafregels uit voorraad verkoopt. Hij denkt erover „beroeps" te worden, want met die strafregelhandel als bijverdienste kan hij reeds op jeugdige leeftijd een rijk man zijn." „Mijn kapitein heeft gezegd: „Je smoel bevalt me niet. Ga maar een uurtje in de hoek staan." „Bij onze kompie moeten we om de haverklap in de hoek staan."
De Nederlanders lazen die ingezonden stukken en grepen naar hun hoofd. Was de verdediging der Westerse beschaving een affaire van de kinderkamer? Komen onze officieren van de Koninklijke Militaire Academie of van de Vormschool voor Leerkrachten bij het Kleuteronderwijs?
Als een kapitale mop scheen het te zijn begonnen. Al werd het een cycloon in een kikkersloot, het hield op leuk te zijn. Toen sleep de chef van de Generale Staf een ex-
22