Ons socialisme is drie turven hoog en het draagt een kort broekje en een hesje. Maar het is zo oprecht als de Eerste Internationale op de dag van haar stichting. Lieve mensen, wat kan een jongen uit de Amsterdamse Joodse buurten anders zijn dan socialist? Kinderen zijn idealisten, op zoek naar een ideaal. Het verschil tussen ons en anderen is, dat wij ons ideaal al hebben gevonden. Wij hebben het onbereikbare bereikt, daarom voelen we ons ver boven anderen verheven. Voor het overige zijn we gewone jongens. Hoogstens twee van de hele school zijn al échte politici. Theoretici! Ze lezen brochures, die ze van hun oudere broer lenen. 'Hoe zit de maatschappij in elkaar?' kost maar drie cent. In het speelkwartiertje zijn ze zo welwillend ons de inhoud op zeer eenvoudige wijze duidelijk te maken. Ze praten ook over 'das Kapital', maar als je je niet met een kluitje in het riet laat sturen, moeten ze na een langdurig kruisverhoor toegeven, dat zij van dit werkje niet in het oorspronkelijke hebben kennis genomen. Van het persoonlijk leven van Karl Marx weten ze alles. Ik echter houd me meer bij Karl May. Zij weten alles van Winst, ik alles van Winnetou. Maar ik ben dan ook een hopeloos geval. De theoretici vatten hun oordeel over mij ten aanhore van het gehele wereldproletariaat samen in een bijtend sarcasme: 'Die jongen is al elf jaar en hij leest nog 'De Pelsjagers van de Rio Pecos'. Marxistisch gesproken pist hij nog in z'n bed.'
Ik haal quasi-onverschillig mijn schoudertjes op. 'Wat wil jij eigenlijk worden, later?'
'Ik? Oh, ik denk, dat ik schrijver word of zoiets. Precies weet ik het nog niet.'
'Schrijver? Dat is een on-sociaal beroep, net als kunstschilder of beeldhouwer. Of je zou brochures moeten gaan schrijven.'
138