belangen van de mensen denken... vergeet de werkloosheidsverzekering niet."
„Goed", zegt Kee, „de vakbeweging staat er anders voor... ten minste dat zullen we hopen, al heb ik in de afloop weinig fiducie, maar
ik geloof, dat je op het ogenblik gelijk hebt. Ik denk aan de V.A.R.A____
die moet er mee uitscheiden."
„Te laat", zeg ik, „ze gaan door... dat weet nu toch iedereen."
„Dan", zegt Kee bijna fluisterend en ik kan zien, dat ze schrikt van haar eigen gedachten, „dan... zit er niks anders op dan dat iedereen voor de V.A.R.A. bedankt. En dat moeten we de leden gaan vertellen!"
Maar dat wordt me nou toch werkelijk al te gortig. Al die tijd heb ik alles over zijn kant laten gaan en alleen af en toe laten merken, dat ik haar voorgevoelens niet ernstig wil nemen, maar nu is die vrouw van me werkelijk door het dolle heen. Wel ja, bedanken... waarom niet. Ze gaat nog een stapje verder, ze moet op huisbezoek om de mensen te vertellen, dat ze moeten bedanken. Laat iedereen voor zich zelf beslissen wat hij moet doen, maar het is toch niet nodig, dat juist mijn vrouw haantje de voorste is; waar heb ik dat aan verdiend? Ik zeg haar dat allemaal en nog veel meer en het eind van het liedje is, dat ik me verschrikkelijk opwind en met mijn vuist op tafel sla en dingen zeg, die ik liever voor me wil houden.
Kee kijkt me aan met een krijtwit gezicht, maar ze zegt niks en gaat naar de keuken, waar ze haar handen onder de kraan houdt en een beetje koud water tegen haar gezicht gooit. Ze komt terug en zegt:
„We kennen mekaar nou al zoveel jaren, Karei en daarom weet ik hoe ik die woorden van jou moet opvatten. Ik zal me niet kwaad maken. Dat geeft toch niks. Ik weet hoe je het bedoelt en daarom zal ik me niet opwinden. Je denkt natuurlijk aan mij en aan de kinderen en misschien heb je gelijk, dat ik daar te weinig aan denk. Niemand weet voor welke dingen we in de toekomst nog komen te staan, maar dan hoop ik, dat ik net zo flink zal zijn als die Koos Vorrink en Kees Woudenberg... en voor de rest, de tijd zal het leren, wie het bij het rechte eind heeft, jij of ik."
Dat zegt ze ijzig bedaard, maar met een gezicht, waar de zenuwen bovenop liggen, zó, dat ik er koud van word en na een poosje zeg ik:
„Als ik je woorden goed begrijp, dan wil jij de mensen opwekken
133