60
JOODSCH PALESTINA
tulband, waaronderheen de glanzende oogen u uit het gebronsde gelaat zoo streng-vriendelijk-blij-verrast aankijken.
Nieuwe kennissen bieden zich aan. En ik moet mede. Mede naar verschillende instituten, die Tel-Aviv reeds rijk is op het gebied der sociale voorzorg en weldadigheid. Een krasse grijsaard met witten baard en in het wit gekleed, die de tachtig nadert, laat niet af. Ik moet ook de stichting zien voor Oude Lieden, die hij in het leven heeft helpen roepen. Kunt ge zoo iemand weerstaan? Mooi gebouw, ruim en rein. Nog een groote bouwplaats voor uitbreiding er nevens. Ik moet mijn geleider volgen, van beneden naar boven, door de slaapzalen, de eetzalen, de verblijfzalen, door keuken en kelder. Dan is hij tevreden. En ik ook. Moet ik u nog zeggen, dat er onder dit dak ook een Synagoge is? Waarlijk, geen kleine. En nu, na de diensten, zit er een groep mannen te zamen. Folianten voor zich. Zij beoefenen Talmoed. Eén hunner leert voor. En de discussie is in vollen gang. Zoo goed als allen nemen deel aan het debat. Een joodsch-juridisch debat, dat in het Hebreeuwsch wordt gevoerd. Die mannen zijn geen professionals, geen gepromoveerden, geen rabbies. Met uitzondering — misschien — van dengene, die de leeroefening leidt. Dat zijn gewone huisvaders: kooplui, winkeliers, fabrikanten, werklieden, kantoormenschen, beambten en zoo verder. Wat ge hier ziet, kunt ge nog op tal van andere plaatsen waarnemen. Zoo goed als iedere Synagoge is ’n Leerzaal tevens — een Beth-Hammidrasch. En overal zitten clubjes achter het Boek. En leeren. Beoefenen in de avonden Joodsche Wetenschap. Tot diep in den nacht. Men zegt, dat ook in Tel-Aviv het woord: „gij zult er u dag en nacht mee bezig-