Joodsch-Palestina

HOOFDSTUK XVII NAAR DEN ’EMEK

MOOI Tiberias. Nu is ons zijn schoonheid verzegd.

We bevinden ons op iets meer dan tweehonderd meter onder den zeespiegel. In den tijd van de hevigste zomerhitte. We mogen ons het rijke verleden van Tiberias voor den geest roepen en denken aan de geestesheroën van het Jodendom, die hier geleefd en gewerkt hebben; denken aan de groote Leeraren van Mischnah en Talmoed; aan Rabbie 'Akiba, wiens graf men u hier wijzen kan, als Leeraar onsterfelijk en als medestrijder van Bar-Kochba in den laatsten kamp om de onafhankelijkheid tegen de Romeinen; aan de dagen — een eeuw later — dat hier de zetel van het Patriarchaat gevestigd was en ook van hier uit de Leer ging naar het pas ontwaakte Jodendom in Babylonië, hetwelk spoedig het nieuwe geestelijke centrum werd en de taak van Judea kon overnemen.

We mogen ons Tiberias voorstellen in den winter, als het hier een der heerlijkste plekken in Palestina zal zijn. Hier aan het verrukkelijke Meer in lentelucht.

We kunnen ons Tiberias in de toekomst denken, wanneer eens de in de oudheid reeds beroemde heete bronnen, die