103
OVER ACCO EN MERON NAAR SAFED
niet heeft gezien, heeft nog nooit een werkelijk vreugdefeest beleefd.” Zoo wordt er met een variant1) beweerd.
De armelijke woningen der ouden van dagen bevinden zich boven aan de gaanderij. Vandaar wijst men ons de plaatsen, alwaar de graven moeten zijn van Hillel en Schammai — de onsterfelijken uit den tijd van Herodes — en tevens de plekken, waar zij geleeraard zouden hebben. En van nóg een aantal beroemde namen uit Mischnah- en Gemarahtijd. Ook de Profeet Elia heeft hier een bepaalde plek. En een bepaalde functie in de mystiek, die de bergen en dalen vult.
Een historische plaats is het hier van eersten rang. Zonder eenigen twijfel. In deze streek hebben de grootsten van ons Volk gewerkt en geleeraard en de geestelijke fundamenten voor zijn onvergankelijkheid opnieuw bevestigd; hunnen nek gekromd onder den voet van het machtige Rome.
Wij zijn er nog. En er wordt weer gebouwd.
Die gedachten vergezellen ons verder. Het schouwspel van het boek der bezoekers had ze haast bedorven. Dr. Fries is er nog niet overheen: „Dat is de plaats onwaardig. Voor duizend dollar jaarlijks houdt men deze monumenten op waardige wijze in stand.” En hij schrijft het op.
Wegkronkelingen gelijk uitgerekte kurketrekkers, zooals hier in den opgang naar Safed, hebben we nog niet gehad. Schmidt fluit en zingt. En tenslotte zegt hij, zelf verademend: bravo Schmidt 1 Zoo doen we onzen intocht in Safed. Het is omstreeks twee uur in den middag als wij ons hotel bereikt hebben.
Safed ligt hoog en het is er heerlijk koel. Zelfs nu op het heetst van den dag. Wit ziet de stad en zilvergrijs bestoven
1
Op Talm. Babi. Soekkah fol. 51a.