OVER ACCO EN MERON NAAR SAFED 101
passeeren de Meron-bron. En aanstonds houden we halt bij Meron zelf.
Hier is het dus, alwaar op Lag-ba-’Omer, dat is de drie-en-dertigste dag van de Omertelling tusschen het Paasch-en het Wekenfeest, *) de sterftedag van Rabbie Simon ben Jochaiop zoo mystisch-extatische wijze wordt gevierd. R. Simon ben Jochai is een der Leeraren van de Mischnah1 2), die tijdens de Romeinsche bloedige geloofsvervolging onder keizer Hadrianus na den Bar-Kochbah-oorlog aan den dood is ontsnapt, en wiens leven en werken met legenden doorweven en in mystiek zijn gehuld. De Zo har, het boek, hetwelk de Bijbel der Qabbalèh is, wordt in de kringen der Chassiediem hem nog altijd toegeschreven. Dat en hoe hij zijn aardsche hulsel ontsteeg, beschrijft de Zohar als een vreugdedans het licht tegemoet. En daarom heet en is de viering van zijn „jaartijd” in Meron „het jubelfeest van Rabbie Simon” de Hiloelih d'Rabbie Schim'on.
Daar staat de rest van een Synagoge. Slechts het front en daarvan niet de heele hoogte. Ernaast de vorm van een poort met een opschrift in het Hebreeuwsch natuurlijk: „de Jeschie-vih van R. Schim'on ben Jochai, met oude-liedenhuis”. Een voorpleintje en dan een gebouw. En in dat gebouw een gemetselde graftombe, koepelvormig, omheind met een ijzeren hek: het graf van Rabbie Schim'on ben Jochai.
Een man in de orientalische dracht der Sephardische Joden, net uitziend, kort en nogal dik, komt ons tegemoet en geleidt ons naar een ruim en koel vertrek. Leerzaal en Synagoge.
1
Riten en Symbolen I, Hoofdstuk 11.
2
Idem Hoofistuk 45.