80
JOODSCH PALESTINA
aangetroffen. Hij woont anders in de oude stad op de „Deutsche Platz”, heel bescheiden. Maar het Diskinsche Weeshuis heeft in het bizonder zijn protectie en hij geniet er nu een soort kleine vacantie-rust. Een gebouw als een kasteel. Hoog, mooi gelegen ver buiten de Oude Muren in het nieuwe Jeru-salem. Een paar honderd jongens worden hier opgevoed. Alle onderricht ontvangen zij in huis. School- en ook ambachts-onderwijs. Schoollokalen en werkplaatsen zijn onder dit dak. Werkplaatsen voor den timmerman, den kleermaker, den schoenmaker. Het schoolonderwijs bestrijkt voornamelijk de Rabbijnsche en Talmoedische wetenschap, maar die dan ook geheel. Van de profane vakken wordt alleen gegeven dat, wat hoog noodig wordt geacht, voornamelijk rekenen. Er wordt geen Hebreeuwsch gesproken. Jiddisch is de omgangstaal en bij het onderwijs. Zoo is de richting van Rav Sonnenfeld en van de Agoedah, den orthodoxen anti-Zionistischen wereldbond, welks felste en extreemste vertegenwoordiging zich te Jerusalem bevindt, geschaard om Rabbie Chajiem Sonnenfeld, dien zij als hun leider laten gelden.
In een groot, zeer eenvoudig aangekleed vertrek zagen wij — Struck en ik — den Meester zitten op een lagen stoel voor een kleine tafel dicht aan het venster. Oud man. Het is hem aan te zien, dat hij zijn zeven-en-tachtig jaren draagt. Hij is blijkbaar ook moe. We kunnen geen lange gesprekken met hem voeren of diepere vragen behandelen. Hij heeft geen andere pretenties, dan te zijn „ein alter Jid", die meer dan een halve eeuw in Jerusalem heeft gewoond en er in eerlijke overtuiging met al zijn krachten voor het Jodendom heeft gewerkt en die ons ieder zijnen, naar het schijnt stereotypen, zegenwensch —