Ik herinner me nog goed de onbeschrijflijke angst die ik gedurende een bepaalde periode als kind doormaakte als ik naar school moest, naar de lagere school. Mijn moeder bracht mij niet naar school. Trouwens, ook toen ik in de laatste klas van de kleuterschool zat, ging ik alleen naar school en van school alleen terug naar huis. Als kind gaf ik in ieder geval de indruk dat ik een heleboel aankon, en mijn ouders gingen er hoe dan ook van uit dat ik allerlei dingen moest kunnen, al was het alleen maar omdat mijn zusjes en ik zo snel mogelijk zelfstandig moesten worden om het in een volgende oorlog te kunnen redden.
Dat alleen naar school gaan brak me op een zeker moment vreselijk op. Op weg naar school moest ik langs een bepaalde straat en daar - zo was mij verteld door vriendjes en vriendinnetjes - waren Indonesiërs komen wonen. (Het moet een paar jaar na de repatriëring van de KNiL-militai-ren zijn geweest.) De vriendjes en vriendinnetjes hadden er nog iets bij verteld: de Indonesiërs vingen kinderen, deden ze in grote jutezakken en lieten ze verdwijnen. Ik geloofde ze en stond doodsangsten uit.
Uiteindelijk werden mijn nachtmerries te erg en vroeg ik mijn moeder of het waar was, van die Indonesiërs die kinderen vingen en vermoordden. Ze reageerde uiterst geïrriteerd. ‘Natuurlijk niet, wie heeft je die onzin verteld? Indo