Een kwartier vóór ik, met de trein, Berlijn binnenrijd, denk ik zu Hause, in het Duits. De enige stad waarin ik ooit "thuis’ was, blijkt, twaalf jaar nadat ik er voor het laatst kwam, nog steeds zu Hause te zijn. Jeruzalem noch Beer-sjewa, Amsterdam noch Londen waren ooit tuin, parkeerplaats en slaapkamer van mijn ziel. Berlijn was het allemaal, en meer.
De Muur is al twee jaar gevallen, maar ik durfde niet eerder terug te gaan. De door anderen zo gehate Muur bood mij bescherming. Door haar had de stad waarin ik woonde de concrete gestalte aangenomen van mijn existentiële situatie: zoals ik een op zichzelf staande entiteit was in een dreigende wereld, zo was West-Berlijn een eiland van leven omgeven door een boze buitenwereld die nog alle trekken had van "toen’, van de gehate nazi-jaren. Nu was de Muur weg en niets vormde meer een barrière tegen normalisering van de stad, en daarmee van Duitsland. Pas als het leven weer normaal wordt, is de oorlog echt voorbij. Duitsland kon overgaan tot de orde van de dag en twee jaar lang wilde ik niet weten hoe dat eruitzag.
En inderdaad, de triomf van de uiteindelijke overwinning, door de Duitsers, is voelbaar in de stad. En toch -toch is en blijft de stad mijn zu Hause. De stad waarin ik gemakkelijker geliefden vond dan waar ook. De stad waar het