spiritualiteit en religie te spreken. Wat ik niettemin hoop aan te tonen is dat godsdienst, religie en spiritualiteit (drie vormen die ik van elkaar wil onderscheiden, ik kom daar later op terug) zozeer in onze lichamelijkheid verankerd zitten, dat we er niet omheen kunnen een model te vinden om ermee om te gaan, teneinde het destructieve van de religie te verminderen en het creatieve ervan te behouden.
Godsdienst, religie en spiritualiteit vormen niet uitsluitend een samenstel van rationaliseringen voor alle mogelijke vormen van geweld. En ze zijn ook niet de lange wollen onderbroek waarvoor ze worden gehouden: ouderwets van snit en materiaal, zo warm dat iedere seksuele opwinding in de kiem wordt gesmoord en uitsluitend voor oude mannen.
Voordat ik echt vertel over het vangen van het schaap, eerst iets anders.
Toen mij in november vorig jiaar werd gevraagd of ik de Abel Herzberglezing wilde geven, antwoordde ik spontaan: Tk voel me heel vereerd, maar ik bén niets.’ Niemand kon toen weten dat mijn voorganger bij het NIW, Mau Kopuit, zichrono livracha, zo spoedig zou sterven en dat ik hem zou opvolgen. Ondanks het hoofdredacteurschap blijf ik echter bij wat ik toen zei: ik bén niets. Ik ben geen socioloog, antropoloog, psycholoog, theoloog, filosoof. Ik ben journalist, lees kranten, kijk televisie, lees zelden een boek helemaal uit. De kennis die ik bezit is in hoge mate gefragmentariseerd en ik ben te ongedisciplineerd en te ongeduldig om, als een echte wetenschapper, iets helemaal tot de bodem uit te zoeken.
Ik spreek hier over een onderwerp waar ik als leek verstand van heb en wat u krijgt voorgeschoteld is een soort vrije val van gedachten, waarvan u mogelijk onmiddellijk zegt: onzinnig, onwerkelijk, onbruikbaar of achterhaald. Daar zit ik niet mee. Wat ik hoop is dat - als u aan het tan