Inleiding ...................................... 8
1. Mijn zuster was een klandestien ............... 11
2. Grootmoeder Jodejetje deed in galanterieën..... 33
3. Als ik eens met de rozenkrans rammelde, was het
goed ...................................... 40
4. Klompen hebben wij nooit gedragen ........... 47
5. Kippesoep was ondenkbaar zonder saffraan ..... 55
6. Overal kwam men vandaan om chazzan Levinsky te
horen zingen ............................... 64
7. Met joodse chochme hebben we nog iets van de
cycloon gemaakt ............................ 73
8. Mensen hadden tomeloos veel energie over voor
het jodendom .............................. 81
9. In de weeshuizen was het tsedoke met belletjes 93
10. Zionisten vond men een beetje gek ............ 109
11. De padvinderij had een lelie op de hoed, wij
een mogen dovied ........................... 116
12. Alles wat ik meemaakte waren wonderen ....... 123
Woordenlijst ........................... 134
De geïnterviewden ............................. 140