ken. Iedere week moesten ze vertellen aan het joodse bestuur hoe de week geweest was en dan kregen ze drie stuivers. Vandaar Abraham Prikkie. Hij zat niet zoals mijn vader en zijn broer in de vis. Hij schilderde. Hij is erg vroeg naar Amsterdam gegaan en ze hadden toen nog maar weinig contact, want hij voedde zijn kinderen niet joods genoeg op volgens mijn vader.
Mijn vader was een gelovige jood, niet orthodox. Hij vroeg nooit aan iemand waar kom je vandaan. Hij lette alleen op iemands gedrag. Dat was zijn karakter. Nu nog vertellen mensen me ontzettend goede dingen over hem. Er komt hier een man van dik in de zeventig. Hij komt altijd achterom. Hij wil niet voorom, want hij zegt: ,,Dit is een stukje van mijn huis geworden. In 1930 was ik werkloos en kon ik nergens beginnen. Ik ben naar je vader toegegaan en heb gezegd: „Abrahams kun jij voor mij roken?”
Hij bedoelt vis roken. Hij zei: „Nee, ik heb net genoeg voor mezelf. Het is net groot genoeg voor twee cuppies.” Cuppies zijn van die hokken, waarin gerookt wordt.
„Maar u heeft daar zo’n groot kippenhok staan. Als u dat weghaalt is het groot genoeg voor nog twee cuppies. En dan kan ik roken.” „Weet je wel wat dat kost?” vroeg mijn vader. Ik antwoordde hem: „Ja, maar ik ben nu werkloos en dan heb ik wat te doen.” Ze hebben nog zo wat zitten praten en ineens stond mijn vader op en zei tegen jouw moeder: „Bep, geef me mijn pet. We gaan even naar de timmerman.”
Die man zegt: „Je vader ging met mij naar de timmerman en zei: „Maandag begin je, want een jongen moet zo gauw mogelijk aan het werk.” Zo is dit huis mijn huis geworden. Want jouw vader is mijn vader geworden, mijn vader zou niet gedaan hebben wat jouw vader gedaan heeft.”
Die man komt niet voorom. Hij komt achterom. Een visje brengen. Om te laten zien dat hij erbij hoort. Voor hem ben ik een klein kind. Hij heeft me zien opgroeien. Anderen komen ook met verhalen. Een oude vriendin vertelde: „Ikmochtwel bij jullie eten, maar ik mocht niet bij jullie afdrogen. Want je moeder had zoveel doeken, daar mocht ik niet aankomen, want dan gooide ik ze door elkaar.
Ik ben dat allemaal vergeten, maar zij niet, want het had