MARKT-MENSCHEN.
„Geef mijn nog een katsie!”
Zacht, op zijn vilten pantoffels, liep de kastelein heen en weer, de bolle vetkin zwabberend op het witte overhemd. De proppige vingers vatten het vierkante fleschje, lieten schuddend, zwart-rood elixer in het glaasje druppen en met de andere hand het glaasje houdend onder een klein koper kraantje, een vaatje, wit-glanzend, waarop in vergulde lettertjes „Jenever” stond, liet hij de klare Jenever, een zilverig straaltje, het glaasje vullen.
Door het lage raam, voor de onderste helft een groote groene hor, waarop in witte letters, Tapperij en Slijterij, kwam de dag gedempt naar binnen.
In het buffet, naast elkaar zes steenen vaatjes, wit; op de ronde buiken vertelden blauwe letters de inhoud. Tusschen de vaatjes, ronde, vierkante en veelhoekige flesschen, waarin tintelend groene, roode en gele vloeistof.
Op de glimmend-roode toonbank rechts een hooge koperen stellage, in het midden naast elkaar twee kranen, boven op een engel, de koperen vleugels