Het kienen - ook wel lotto genoemd - was bij joden in het vooroorlogse Amsterdam een populair en levendig beoefend spelletje. Het aantrekkelijke van het spel lag vooral in het feit dat de 'oproeper' de kiennummers - 90 in totaal - niet bij getal noemde, maar aanduidde met humoristische, anecdotische en van vindingrijkheid getuigende benamingen ('codes') die in de loop der tij d in zwang waren geraakt. Van de spelers werd verwacht dat ze de afgeroepen benaming tot het betreffende kiennummer konden herleiden, wat niet altijd eenvoudig was omdat er aan het coderepertoire steeds nieuwe vondsten werden toegevoegd. Die codes vonden hun oorsprong in klanknabootsing, of in woordspelingen, of in vrije associatie, of in verwijzingen naar bepaalde personen en gebeurtenissen, of waren gebaseerd op de getalswaarde van letters uit het Hebreeuwse alfabet. Voor sommige kiennummers bestonden meerdere benamingen. In dit boekje Ach wat een gein (de aanduiding voor nr. 58 uit het kienspel) zijn de meest gangbare benamingen voor hetmerendeel van de kiennummers bijeengebracht en voor zover mogelijk van een toelichting voorzien.
ISBN 90 6446 307 7