HOOFDSTUK I
1. Salomo: Keur uit zijn liederen
2. Kus mij maar op mijn mond.
Want zoeter smaken
je zoenen dan wijn.
3. Je parfums ruiken zalig. Parfumsproeier noem ik je.
Daarom houden de meisjes van je.
4. Sleur me achter je aan.
Laat ons hollen.
Jij koning hebt me naar je kamers gelokt:
„Laat ons met je dollen.
Laat ons je zoenen roemen boven wijn. Fijnproevers hebben van je genoten/’
5. Donker ben ik, maar aantrekkelijk - meisjes van Jeruzalem -
als baldakijnen van Salomo als tenten uit Kedar.
6. Kijk niet op mij neer
al ben ik dan wat donker.
De zon heeft mij verbrand.
Moeder - mijn broeders uit uw eigen schoot
/5/