HOOFDSTUK VII
1. Draai je om Sjoelamiet.
Draai je om en om.
Jij Sjoelamiet.
Zien jullie haar niet?
Zij danst voor twee, voor twee dansende reien.
2. Hoe mooi zijn in schoentjes je pasjes prinsesse.
Je wiegende beentjes:
ambachtlijke
steentjes.
3. Je navel
een ronde nap altijd gevuld met sap
Een tarwehoop je buikenstrand, zachte lelies aan de rand.
/ 30/