wijd te worden door de kracht van de Grieksche overheersching.
Maar nog dieper in het hart rust het licht der Jood-sche nesjama, daar is de gebondenheid van den Jood-schen mensch met het geloof aan den God van Jisraeel verborgen en daar rust de machtige ver-heven wil het geloof aan de natie niet te verliezen.
Dat is de innerlijke wereld der Joden. Haar uiterlijk beeld is de hoogepriester, die het Allerheiligste be-treedt om in heiligheid te dienen op den heiligsten dag, die ontrukt wordt aan het dagelijksche, mate-riëele leven. En zoo konden de Grieken het kruikje olie niet ontwijden, want het zegel van den hooge-priester lag erop...
Geen kracht, geen macht ter wereld kan het Jood-sche volk zijn diepe innerlijke gebondenheid met God, den God van Jisraeel, ontrooven.
״Machtige wateren kunnen de liefde niet blusschen en de stroomen kunnen haar niet doen wegspoelen”.
׳פיס רבים לא יוכלו לכבות את האהבה ונהרות לא ישטפוה׳T . : * T : T ־: T ־* ־ ; ־
Maar: als het kruikje klein blijft, als het geloof slechts in het hart verborgen blijft en zijn kracht niet in het leven, in de daad geopenbaard wordt — hoe kan het dan behouden blijven?
Omdat het leven, de werkelijkheid een anderen weg betreden heeft, niet op de basis van het innerlijke geloof — zou toch, God beware, de laatste rest van geloof gebluscht kunnen worden onder een hoopje asch van een daarvan vervreemd leven, dat zich daar ophoopt en verhindert zijn licht te verbreiden?
Want waar geen hout is, wordt het vuur gedoofd...
Het wonderbaarlijke van de kracht van het vonkje
72