Nocturne
Voor Maurice van Yzer
De maan roeit brandend langs ’t wolkenrif, en ’t bos is paars: vergiftigd.-
Poel en halfopen pad vol hete bramen, fel en rond in geur.
De vlakte, een fletse ruiker en de lippen droog; sterren vallen als dauw.
Gestalten j agen woest: saters in horden; en hun grijze adem is zichtbaar.
Nimfen, bloemwit met groene haren, vluchten in ’t bos, hijgend.
In de nevel de syrinx en op onze mond, week en dartel:
Pans fluit. -
4 6