De kleine tuin
De kleine tuin, de hagen van geuren en van zomer, de hete roze en hoger de zwarte notelaren
en planten, met hun groeven in weke zon gelegen,
’t zijn dingen van ’t verleden en kinderen van vroeger.
De maan drijft op het water en in de blauwe vijver en grote takken hijgen wanhopig en ontbladerd,
en grote wolken varen langs uitgebloeide bomen en langs de koude rozen en langs de harde hagen,
en grote jaren joegen met opgeheven handen over de sterke planten en over ’t rijk van vroeger.
-Zo hebben de oude zomers de weg naar ons verloren.
43