EEN TEDER OFFER
Wie is het, die in jubel opwaarts trekt en op wiens hoofd de dauw in druppels ligt?
Is het wel dauw? Zijn het geen tranen, die, toen hun enig kind het huis verliet, zijn goede ouders plengden op zijn hoofd?
Zijn moeder jammerde, zijn vader weende: ach waarheen gaat gij dan, zo jong en teer nog ach nog zo teer?
Maar ik heb mij het hart verhard en sprak: „Wat maakt dat uit?
Wordt soms een teder offer niet aanvaard?” en ben gegaan.
Zo kwam ik onder jubel hier
en is mijn hoofd wellicht van tranen vol, —
heil mij en dat het mij ten goede zij!
Ik weet, dat in hun sidderende handen mijn ouders wenen ginds, ik heb hen zo lief, zo lief. —
Maar schoon is het verhaal van Massadah en zózeer trekt die wondermuur ons aan, dat als mijn ouders kenden dit verhaal, zij niet zo zouden wenen om hun zoon, die derwaarts is gegaan.
Jitschak Lamdan.
59