JIZREËEL
Het hemd geopend,
als poorten van een tempel
en met mijn voeten liefkoos ik den ochtendgrond. Hier lig ik uitgestrekt: een moederschoot en alle stromen monden in mij uit en alle bomen schieten in mij wortel.
De god van het heelal buigt zich naar mij, nu fluistert hij in liefde: gij. o gij!
Ik neem mijn lichaam in mijn handen op, onder de manen van een loverboom en op een zetel van groen gras leg ik het neer: mens en god beide!
Ziet hoe de hemel met een grote zon
zijn voorhoofd tooit
als met de tefillien sjel rosj.
En een gebed zinkt langzaam in mijn hart. — Wees open, hemd, gelijk een tempelpoort en kome het gebed van ieder schepsel tot aan dit goede en weldadig lichaam. —
Awraham Sjlonsky.
57