EEN NIEUW LIED
Van het einde der aarde, uit verre woestijnen, straalt en stijgt een nieuw lied,
over puinhopen, over verweerde graven in trillende vlucht. Als onder een lentewind neigt zich het gras op de graven, de doden ontwaken
en heffen het hoofd en zij luisteren in smartelijke vreugd.
De bergen van Jehoedah, die verwoest zijn,
openen het oog. En op hun gelaten de glans van het eind:
Een nieuw lied.
Jaakow Kahan.
39