Jood heeft haar volkomen aan zich onderworpen. Deze geheele wetenschap staat onder den ban van zoogenaamde „autoriteiten”, naar wier leerstellingen zich alles te richten heeft. Alle tegenwoordige „autoriteiten” moeten bij de leerstellingen van enkele weinige „zeer-grooten” der geneeskunde zweren en op hen verder bouwen. Want anders kunnen zij de academische ladder niet beklimmen. Deze enkele „zeer-grooten” zijn Rudolf Virchow, Robert Koch, Paul Ehrlich, Emil von Behring, Neisser en Wassermann — bijna zonder uitzondering Joden (slechts Virchow was een Niet-Jood maar daartegenover een Jodenknecht). Robert Koch en Emil von Behring hadden Joodsche vrouwen en moeten daarom tot het Joodsche ras gerekend worden.
Dit zijn de scheppers en beheerschers der moderne geneeskundige wetenschap. Zij allen werden door denzelfden geest bezield, namelijk door den Joodschen. Zij hebben blijkbaar allen volgens een gelijk plan aan de vervulling van hun Talmoed gewerkt: want al hun leerstellingen bereiken hun hoogtepunt daarin om het een of andere vreemde, giftige stof door inspuiting enz. in het Duitsche bloed te brengen.
63