De Duitsche Jodenhaat in woord en beeld

Nadat Hartmaan Lauterbacher als plaatsvervanger van den Rijksjeugdleider het woord tot de jeugd gericht en enorme bijval geoogst had, sprak Gouwleider Grohe, stormachtig begroet, o.a. als volgt:

De 12de November 1933 heeft den Leider het overweldigende bewijs van vertrouwen der geheele volwassen natie gebracht. Meer nog dan dit vertrouwensbewijs, dat een unicum in de wereld is, was het feit, dat de geheele Duitsche jeugd trouw en vol geloof bij Hitler stond, zoodat er geen twijfel meer is omtrent een groote, Duitsche toekomst. De jeugd dient zich altijd bewust te blijven, op welken grondslag de tot stand gekomen eenheid van het volk berust: namelijk het ras en de bloedgemeenschap.

Wanneer het Duitsche Volk het rassenstandpunt vertegenwoordigt, dan wil dit nog niet zeggen, dat het andere rassen als minderwaardig beschouwt. Wel echter beschouwt het één ras als minderwaardig, en wel het Joodsche.

De Jood is de vijand van iedere fatsoenlijke gemeenschap in de wereld. De Jood is de vijand van den arbeid, hij leeft van profijt en streeft er steeds naar, andere volkeren ten gronde te richten. Zoo was het reeds voor duizenden jaren, zoo was het reeds vóór Christus, die immers beweerd heeft, dat de duivel de vader van het Joodsche volk is. Van de Joden stamt al wat duivelswerk is. Hij heeft het Duitsche Volk zedelijk willen afbreken en dit is hem ten deele ook gelukt. De Jood is de aanstichter van den klassenhaat, van het Marxisme en van de eigenwijsheid. Zoo heeft hij Duitschland tot den speelbal der wereld gemaakt. Vóór den oorlog heeft hij de wereld tegen het vreedzame Duitschland opgehitst. In den oorlog heeft hij gruwelsprookjes tegen het Duitsche Volk verspreid. Na den oorlog heeft hij het Duitsche Volk uitgebuit, welvaart en cultuur vernietigd.

Tot Adolf Hitler den strijd tegen het Jodendom aanbond. Heden

51