O Heer geef ons toch Mozes weder. Opdat hij zijn geloofsbroeders terugbrenge naar het beloofde land.
Laat ook de zee dan weer vaneen splijten, dat de twee hooge waterzuilen vast staan als een rotswand.
En als de gansche Jodenschare dan in den waterval is, maak dan, o Heer, de klep dicht en alle volkeren hebben rust
S. S., S. A, EN DE HITLER-JEUGD VOOR HUN LEIDER.
2e Strophe
Geen Jood, geen Franschman waagt het meer, Nieuw-Duitschland te honen. Zij zijn bang voor het bruine leger, voor Duitschland’s wakkere zonen. Want komt S. A. en eerst recht S. S. dan komt men niet meer op adem. Dan wordt de vlag omhoog geheschen en begint het al te rooken.
VOLK IN HET GEWEER!4e Strophe.
Jong en oud en man voor man omklemmen de hakenkruisbanier, hetzij boer, hetzij burger, hetzij arbeider, zij zwaaien het zwaard en den hamer.
Zij strijden voor Hitler, voor arbeid en brood;
Duitschland ontwake en Juda — den dood!
Volk in het geweerl
23