Le-Ezrath Ha-Jeled verzoekt opsporing.
Onmiddellijk hierna heeft „Le-Ezrath Ha-Jeled" — thans als voogdes — het verzoek om opsporing van het kind herhaald bij brief dd. 15 Juni 1950:
„Aan de Weledelgestrenge Heer,
Commissaris van Politie te
HILVERSUM.
Weledelgestrenge Heer,
Naar uit bijgaande fotocopie-grosse van de beschikking der Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam dd. 3 Mei 1950 moge blijken is onze Stichting benoemd tot voogdes over ANNA HENRIETJE BEEKMAN, geboren 21 November 1940, wonende te Hilversum ten huize van de dames G. M. en J. M. van Moorst, Julia-nalaan 15
Daar naar wij van de Voogdijraad te Amsterdam vernamen, dit meisje echter niet op het genoemde adres aanwezig is en wordt verborgen gehouden, gelijk trouwens ook in een vroeger stadium der procedure het geval is geweest, roepen wij hierbij Uw hulp in tot het opsporen van voormelde minderjarige.
Wij mogen hieraan toevoegen, dal wij ons nog niet rechtstreeks tot de dames van Moorst hebben gewend, aangezien de dames van Moorst vroeger tegenover de Voogdijraad hebben te kennen gegeven, niet te weten, waar Anneke Beekman zich bevindt en wij ook overigens reden hebben aan te nemen, dat een dergelijk gesprek onzerzijds met deze dames, voor het ogenblik althans, niet slechts niet tot een positiei resultaat zou leiden, maar eerder de bestaande moeilijkheden zou vergroten. Daarentegen komt het ons voor, dat wanneer het contact met de dames van Moorst via de Inspectrice van de Kinderpolitie, mejuffrouw Mr. A. H. Sneller zou lopen, de kans groter zou zijn, dat het in der minne zal gelukken, dit kind te voorschijn te brengen.
Een en ander werd namens onze Stichting door mevrouw Mr. R. Friedmann-van der Heide uitvoerig besproken met mej. Mr. Sneller, wie wij onze nadere gegevens ten deze hebben verstrekt, waarbij ook me). Sneller zeer de nadruk legde op de wenselijkheid om — indien enigszins mogelijk — de opsporing van dit kind in minnelijk overleg te doen plaats vinden, en
32