ARON LAQUNA 107
B a r u c h.
Ja, maar hóe ? (ingehouden driftig). Naast die... bij die ...
Lisa (heftig). Vervloekte gooij, zeg maar, — O, wat een smeerlap, wat een smeerlap! Z'n vriend Morks met permissie! — Mama heeft wél gelijk. — En nou Baruchie ziek is ...
B a r u c h (rondkijkend). Stil Lies, laat Aroon 't in Godsnaam niet hoo-ren — hij zwerft overal rond in huis — alsof ie geen rust kan vinden!
Ltsa.
De dokter houdt 'm toch op de hoogte? B a r u c h.
Goed, goed... maar nou zij buiten woont — ziet ie Baruchie soms twee, drie weken achtereen niet.
Lisa.
Bij ze thuis gaan doet ie óók niet hé? B aru c h.
Geen stdp.
Lisa. Heeft ie 't je gezegd?
B a r u c h.
Nee — maar ik weet 't van de vrouw waar Baruchie gebracht wordt als Aroon komt.
Lisa.
Gisteren geen bericht hé?