56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
leven is hij zielloos, koud, cerebraal en van dor vernuft.
Het is eenvoudig verbluffend te zien, hoe weinig Heijermans besef heeft van zijn eigen psychologische onmacht, waar 't er op aankomt innerlijk menschleven te beelden, 't Sterkst en felst wrokt die onmacht zich uit in Eleazar. Over het bestaan der andere menschen hoeven we niet te spreken, wijl we daar heelemaal niet inkomen. Door de onevenredigheid in beschrijving van milieu en menschleven worden we 'r ook glorieus uitgehouden, als we 'r een oogenblik in willen.
Maar ziet Heijermans, de hooghartige spotter, de, alle vooze romantiek omgierende en belallende Heijermans, de nuchtere, de sarrend-scherpe, sarkastische gebreken-beloerder van menschen, ziet hij niet in, wat voor vooze sociale romantiek hij geeft met z'n gedrochtelijken Eleazar? Ziet hij, de bitse waarnemer, de onoprechte-oprechte, dat niet in? Ziet hij niet den leegen prater en wijs-formuleerenden theorie-rammelaar, dien hij ons wil voorstellen als type van een der ״ontwaakte" proletaren? Ziet Heijermans niet, hoe gruwelijk deze leidingsfiguur verminkt voor ons staat, nu Heijermans hem toegetakeld heeft met eigen grollen en uitvallen en duffe-lektuur-kennis en oppervlakkig ekonomisch weten? Ziet hij niet in,