430
— Da liég-je, Karei!... stootte een stem giftig in hem op. ...Da liég-je, boef!
Want al had ze nog zooveel lef... ze walgde van al die kerels,... ze walgde, walgde van al die pooiers, smakkers en dieven, en van al die sloome sletten... Dat wist hij bliksemsgoed; dat wisten de echte Jordaansche jongens, Barend de Duiker, Jan Slangenmensch, de gehaaide Jaap Verrekijker, hem wel allemaal te vertellen; dat konden ze man voor man, hem helpen herinneren. Ook Neel Burk, die hem toendertijd zoo sarrend had toegespot:
— Jouw Corry... foor nummertje een danst se 't liefst... foor nummertje twee lacht se 't meest... foor drie...
Nou ja, hij kende het hatelijke zwamwijsje van Neel. Alles in Corry leek koelheid en berekening. Maar aanhijschen liet ze zich toch door niet één! Hij ook, met al zijn smartkreten en zijn muffe verzwakking... hoe had hij vroeger Rooie Dirk, Arie Bitter en Blonde Leendert niet haarlie scheg den knar ingetimmerd met dollemansmoed! En nou?...
— Proost!... zeurde hij nu, en hij klonk met de zwijnen!
Maar toch was Corry's gezicht té vaak door het wreed-
roode, of wilde, donkergele danskroegenlicht van den Zeedijk beschenen vóór ze was gegroeid en gerijpt. Ze had als jonge deern te veel linke pernoose zien meine-deinen... Zij was bij Vader Tram bekend, zoo goed als bij Jan Bentering; bij Piet Bordewijk zoo goed als bij Guus Sans. Zij had heftig-fel gestoeid met Jan en Hendrik den Dool, en zij was het eene pesthol in en het andere pesthol uitgekropen. Den pianist van het grootste nachthuis op den Oudezijds-Achter-burgwal trok ze bij de vette haren. Jan Holksteyn tartte ze met haar helsche oogen... Piet de Schenker liet ze haarspelden bij kwakkies halen.....Waarom, waarom was zij zoo
onbeteugelbaar tusschen het uitvaagsel meegestapt in den schimdonkeren nacht; waarom had zij zich zoo verloren tusschen al die sletten en wulpsche dragonders? Dat deed Heintje Punt in haar schrijnend verdriet om hém, toch nooit; noch Annemie of Blonde Kee; al zochten ook dié
Scheg: neus. — Linke pernoose: slim broodwerk. —Meine-deinen: een grof kaartengokspel. — Kwakkies: kleine bosjes. —