och, in een karakterstudie be-hooren ze ontleed, maar ook door psychologische saamschakeling van oorzakelijke levenswetten verklaard. Daarom zal ik mij in deze karakterstudie niet laten be-invloeden door suggestie van den historischen roem, en evenmin mij laten beheerschen door de voorstelling dat onafhankelijke critiek op een zoo sterk genie, een aanranding van classieke grootheid zou zijn.
Laten we eens zien: Wie stelt ten slotte het wezen van een groot genie vast ? Niemand anders dan ménschen. In deze ménschelijke waardebepaling van het geniale ligt mede onmiddellijk haar beperking en de kiem van haar eigen vergankelijkheid opgeborgen. Gezworenen, in den zin van een opperste jury, begaafd met een bovenmenschelijk gezag, bestaan er niet. Uit denzelfden schoot van het menschelijke kan, door een zonderlinge binnenwaartskeering en saam-
T
29