DE TRAGIEK VAN NAPOLEON 75
zijn leger heeft aangedurfd, 't Zou heerlijk geweest zijn, juist zulk een geweldenaar met gelijk geweld te hebben zien behandelen. Maar diezelfde doldriftige hooner en spotter kan verrukkelijk charmeeren en zijn nijdigste en onrustigste vijanden met één slag tot vurige vrienden en bewonderaars maken. Gij zult iemand belegeren en ge wordt zelf belegerd. Zijn blik, zijn gang, zijn woord, ze zijn loutere betoovering. Gij verzet u,״ ge wilt niet. Ge knabbelt op uw nuchterste woorden. Ge bespot zijn kleine beentjes, zijn vrouwelijke handjes, zijn aandikkend buikje, zijn gedrongen gestalte. Heel de kleine heerscher, met zijn al kalend hoofd, lijkt u een opgetooid burgerman, wreedelijk door 't lot begunstigd, befooid door Fortuna. Maar hooge rang en schittering van costuums, en gouden pronkkoetsen en heel dat flonkerend keizerlijk borduurwerk, brengen u niet van de wijs. Ei, gij zelfbewuste en hoogzielige, gij nadert den burgerman. Zijn glimlach is al beangstigend.... uw dapperheid zinkt reeds. Hij kijkt.... Mijn hemel! Wat stalen krachtoogen.... Hij spreekt.... Mijn god, wat een synthetisch verstand.... Gij valt niet met uw gelaat ter aarde, omdat ge geen Oosterling zijt en geen bemorste broek wilt hebben. Maar ge voelt sidderend: hier ontstraalt het genie zijn levensgeheim.
In deze alles-bedwelmende machts-sfeer ademde
Napoleon____ hij zou de volkren richten. Ziehier
den oorsprong voor zijn onverschilligheid waar het menschenlevens in den krijg gold. Het opperste individualisme ontbolsterd uit een soort verward-verheven altruïsme. Viélen de menschen, ook God eischte zijn offers in storm, brand, orkaan, overstrooming en aardbeving. Dat meedoogenloos-grootsche en cosmisch-onbewogene moest hem richtsnoer zijn tegen eigen weekelijkheid. — Juist op deze grens grijpt hem de tragiek met ontzettende kracht en vaart aan. Hij valt en tuimelt van zijn troon. — Zijn wezen