NAPOLEON'S JEUGD 23
gieren de waardigheid van Napoleon wèg onder het geroep van ״je bent de Gelaarsde Kat." Even sidderde er een kramptrek over het bleeke gelaat van den kleinen luitenant. Zijn wraak was alleraardigst. Bij zijn afscheid bracht hij Lolotte, het jongste meisje, een verguld koetsje van papier-maché, getrokken door een guitige, 't snorretje naar voren stekende gelaarsde kat, en de oudste en snibbigste schonk hij de geschiedenis van Pernault: De gelaarsde kaler.
In zijn garnizoensplaats werkt Napoleon met een waanzinnige hartstochtelijkheid. En dat, te midden van een bijna onteerend gebrek aan het allernoodigste. Hier juist grijpt hij ons jongenshart, en openbaart hij zich als een wezen om nooit meer te vergeten. De oppervlakkige genoegens van het gewone garnizoensleven staan hem niet aan. Hij studeert, alleen op zijn kamer. Tusschen de koesterende gezelligheid van makkelijke meubelen en rijke weelderigheid, meent ge? Op de vadsig-makende sofa's van fluweel, cigarettes rookend en zich zelf kip-lekker voelend in het zalige nietsdoen en toch met het bewustzijn, alles te kunnen bevredigen wat de trappelende begeerten en driften willen?
Napoleon kende dit vadsige en weelderige leven der cierlijk getooide makkers wel, maar hij verachtte het gelijk hij het verachtte onder de cadetten te Parijs. Al deze blinkende haantjes op torens kraaien den morgenstond niet toe. En hij wil werken, wérken. Op zijn kale kamer een gordijnloos bed, een paar boekenplanken tegen het raam, een koffer, een smerige houten kist. En waarom leefde Napoleon zoo triest en ellendig? Omdat hij nog zijn broer Lodewijk, toen dertien jaar, uit Corsika had meegenomen, om hem op te voeden en te leeren, onder zijn leiding. Hij wou zijn moeder verlichten in lasten, hij wou helpen, steunen en met raad en daad bijspringen. Later verklaarde hij zelf dat hij Lodewijk had opgevoed van zijn armzalige luitenantssoldij. {Caulaincourt vertelde hij van zijn toenmalig