6
zegt de heer Tree, is geenszins de zotte, komische kwant waarvoor het gedistingeerde publiek der kino’s hem houdt. Hij is een zeer ernstig mensch, kenner van kunst en litteratuur, van groote beschaving en ontwikkeling, die gaarne zich aan de hooge kunst zou wijden, ware het niet, dat zijn film-acteurschap hem een jaarlijks inkomen van f 1.200.000 bezorgt, waardoor hij de hoogst gehonorieërde tooneelist van dè wereld is.
Mijn ervaringen met den heer Ritchie zijn van geheel anderen aard en ik weet niet, waarom ik dat niet eens publiek zou maken.
Laat ik te voren zeggen, dat ik zeer langen tijd beproefd heb in Amerika onder den naam John Right mijn brood als schrijver te verdienen, wat mij helaas niet gelukt is. Toch heeft het mij zooal wellicht aan talent, zeker niet aan ijver ontbroken. Ik begon als jongeling van achttien jaar met het publiceeren van gedichten in de „The new Outlook”. Het was toen een tijdschrift der jongeren en de hoofdredacteur plaatste mijn verzen onder het pseudoniem „G. Wood-son”, naar hij zeide ten einde de critiek geen vat op mijn naam te geven. Eerst veel later heb ik de werkelijke reden van dien autoritairen maatregel ontdekt. De hoofdredacteur van „The new Outlook” wenschte n.1. geen medewerkers, die hem te een of anderen tijd concurrentie zouden kunnen gaan