HOOFDSTUK IX.
De Koning der Nerviörs, terugkeerend van een nieuwe rooftocht naar ’t Paarden-eiland, was door zeegeesten vervolgd, die zijn schepen met golven stukbeukten zoodat allen vergingen, behalve één kleine skig, die ontredderd naar de kust dreef en welks bemanning bet bericht van den ondergang van de prachtige vloot met haar rijke buit overbracht. De droefheid was groot in zijn rijk en het Ding kwam bijeen om zijn opvolger te benoemen. Het was bekend, dat de verdronken vorst een zoon had gehad, die nu op den troon zou verheven worden, maar niemand wist, waar Sogol zich bevond.
Tweemaal werden herauten door het land gezonden, die in de gemeenten de lieden opriepen, die inlichtingen konden geven omtrent het verblijf van Sogol. Maar zij keerden zonder bericht terug. Niemand wist Sogol's verblijfplaats en er bégonnen geruchten te loopen, dat hij evenals zijn moedór, en vader, verdronken was. Die geruchten werden slinks verbreid en gesteund door Kundric, den hertog die, zoo Sogol niet verscheen, tot Koning zou worden uitgeroepen. Maar Kundric had een vijand, den priester Myst, die altoos een heilige vereering had bewaard voor Spür en vol had gehouden, dat zij geen tooverkol maar een brave, vroede vrouw was geweest, door den haat van slechte priesters vervolgd. Hij brandde telken jare van acht dagen vóór, tot acht dagen na den sterfdag van Spür, een lichtje voor haar zieleheil en nu de Koning gestorven was, besloot hij zelf den reisstaf ter hand te nemen om Sogol te gaan zoeken. Hij nam een jachthoren mede en zou daarop in de streken waar hij Sogol hoopte te vinden, de wijsjes blazen, die in het land der Nerviërs door alle kinderen