66
uit het gevolg die zwemmen konden, brachten het eene eind over den stroom, nadat Ren beiden gewaarschuwd had voor de kolk en de onderstrooming en gewezen, welke richting ze moesten kiezen om veilig over te komen. Aan de overzijde bonden de twee zwemmers het lijnwaad vast aan een boomstronk, zoo dat het nu over den stroom een brug vormde. Melle zond eerst twee knechten over de brug. Zij schreden haastig, met wijde sprongen over het strak gespannen, verende doek en toen ze veilig over waren gekomen, nam Melle den prins op en. liep met hem naar de overzijde. De andere lieden van ’t geleide, naar rang en aanzien, volgden en voor de twee laatsten gingen, die zich vasthoudend aan ’t eind, door de mannen aan de overzijde met dat eind werden naar den weder-oever ingepalmd, wilde Reri ook beproeven, zooals Melle met den Prins, met Here-baeld in zijn armen, over de verende brug te snellen. Maar de reus, ongeoefend in ’t dansen over de Friesche brug, wankelde, maakte zotte sprongen, dreigde nu naar de linksche dan naar de rechtsche zijde in den stroom te tuimelen, ’t geen een zoo zotten aanblik opleverde, dat allen, Sigbart en Tjeerd niet uitgezonderd, schaterden en schudde-buikten van lachen. Toen Reri met Herebaeld eindelijk toch veilig en droog den overkant bereikten, stemde hij goedhartig en gul met de algemeene vroolijkheid in.
De prins noodigde de vier mannen uit met hem en de zjjnen te eten en terwijl men aanzat, verhaalde men elkaar over en weer het doel van de reis en de prins, in een vroolijke stemming, in zichzelf er van overtuigd, dat de zwakke, arme jongeling door hem als geen ernstige mede-, dinger naar de hand van de priesteres beschouwd behoefde te worden, noodigde Sigbart en zijn zonen uit met hen mede naar de heilige haag op trekken en toen deze dit aanbod van harte graag aannamen, zei prins Istovar van Mjellego, zoon van Tjilbard, koning der Friezen, grootmoedig en luimig tot Herebaeld: