6
een ander bericht beneden gekomen. Zy waren aan ’t dwalen geraakt en konden den weg niet terugvinden. Herebaeld, zyn jongsten zoon, die mee was gegaan hoewel hy zwak en teeder was, maar door den ouden priester Kigrold was onderwezen in de kennis der voorteekenen, der wonderen en der offers, had al zyn kennis beproefd om den wil der góden na te speuren en gisteren had hy, ten einde raad, de veronderstelling geuit, dat Brendel hun wellicht met een boos oog aanzag, omdat zij naar de vrouwe Harimona trokken om raad te vragen, waardoor aan Nehalennia afbreuk werd gedaan. Zouden ze dan terug-keeren en weder naar Nehalennia gaan? Ren, de oudste der broeders, de groote zwemmer en zeeman, was er zeer op tegen geweest. Nehalennia was een slechte godin. Hoeveel keeren had hy haar nu al offers gebracht hy en zyn makkers en telkens bedroog zy en hield haar beloften niet. Marizjan, de Massiliaansche koopman, had haar drie purperen kleederen en een gouden beker gebracht, behalve nog de twee vaarzen die geofferd waren en toch was zyn skig, zoodra hij den mond van de Skalde had verlaten, door een kwaden zeegeest, omgetrokken en in de diepte verdwenen.
Hy, Reri, was dadeiyk te water gesprongen en was naar den ongelukkigen schipper gezwommen, die vlak voor zyn oogen wegzonk. Met open oogen had Reri gedoken en hy had Marizjan, gepakt en hem aan land gebracht De Massiliaan was als een doode blijven liggen en zou gestorven zyn, zonder de hulp van een markt-kaninefaat, die hem met het lauwe bloed van pasgeslachte konynen wreef, door eerst het konyn den strot door te snyden en nadat het bloed op de borst van den schijndoode was uitgeloopen met het gedoode konyn, dat bloed op de borst krachtig uit te wrijven. Twaalf konijnen moesten zoo aan den kwaden geest geofferd worden voor hy in den Massiliaan weder het leven deed terugkeeren. En Horand, de groote