74
Bedroefd liep hij den hel-lichten winkel binnen. Daar stonden, in de opkamer achter den winkel Stijntje, zijn vrouw en chirurgijn Halma. Stientje was doodsbleek en bracht een zakdoek aan haar oogen.
„Wat is hier gebeurd?” vroeg David verschrikt.
,,Hier ? Niets De Leeuw. Maar ik ben bij de vrouw van Ricardi geweest. . . Dat is leelijk . . . die vrouw is zwaar ziek ...” „Ach, ach grootegót ... als ze maar niet sterft ... als ze maar niet sterft!” snikte Stijntje. „’k Ben bij’r geweest, 'k Heb ’r een bouillonnetje gebracht. . . Nèbbiesj . . . een gezichtje als van was ... En die smeerlap van 'n man was uit. . . naar de hoeren en snoeren zeker . . . Toen heb ik dokter 1 lalma laten halen ...”
„Daar heb je goed aan gedaan Stien . . ." zeide David,. „Als hier dokter Halma haar behandelt, zal ze wel weer opknappen . . . Wat mankeert ze?”
„In Halma's oogen glinsterde iets geheimzinnigs.
„Wat ze heeft kan ik nog niet uitmaken . . .
„Influenza?” vroeg David.
„Zoo iets,” zeide Halma, oogen schuin naar Stijntje. „Nu... ik ga eten . . . tot genoegen . . .”
Halma liep naar de voordeur. David volgde hem op den voet.. Aan de deur vroeg hij nogmaals, zijn gelaat dicht bij dat van den chirurgijn.
„Wat heeft ze broeder?”
„Vakgeheim ... ik laat niets los . . .”
„Dan vermoed ik het al . . ."
„Vermoeden is vrij ...”
„Wat mijn Molly niet had . . .”
„Ik zeg je toch, 't is vakgeheim . . . l ot genoegen ...
Halma ging de deur uit ...
„Allemachtige Godheid . . . God zal ieder luiten uncl be-wahren ! ... Ja, ja vrouw, het leven is zwaar . . . Men kan niet dankbaar genoeg zijn, als men gezond van lijf en leden is...” En hij liep de trap op, naar de huiskamer, het hoofd gebogen .. . zuchtende in zichzelf zachtjes: „Ache nebbiesj . . . ache nebbiesj ...” gevolgd door Stijntje. die door haar mede-lijdens-smart heen. vloekte op dien vuilen rezeig van een man,