«'t Komt er op an, 't komt er op an . . . . je kent pleyte gaan en je ként pleyte gaan .... Net hoe je ’t neemt. . . .»
«Ga je bergen voor Pooterr . . . .»
«Je neemt toch geen geilik . . . dan zal ik het jou zeggen!»
«Neem een goede raad van mij aan .... Hou je handen er af.... je brandt je ....»
«Ik brand mij niet . . . . ’k hoef toch niet te weten, dat-ie pleyte moet.... ik kan toch een partijtje ongeregeld goed koopen ....»
«Hou je handen er af. . . .»
«Ja, jij hebt makkelijk spreken .... Jij hebt je zaak. Bij jou brengen ze de centen in huis .... Waarvan mot ik anders leven ? Van die paar procenten van mijn huis . . . kan ik mij op-hangcn .... kan ik van honger verrekken met vrouw en kind ....»
«Zie je, dat is slecht om je zoo te vervloeken . . . Een prachhuis zooals jij »
«Een prachthuis: Hoe weet jij dat? Een stinkhuis is het. Met Engelschen is het zóó .... ze zijn goed, of ze zijn honden . . . en ik heb hónden . . . Nou weet je genoeg. Ze willen mij geen Lager geven. Wat is een agent zonder Lager ?. . . Mot je de Moffen tegenwoordig hebben .... Lutomirska en Vögler hebben een huis volgestopt...»
«Jawel . . . maar moffengoed ...»
«Moffengoed ? Dat is tegenwoordig al beter dan Engelsch. Ze maken de tweeds na, dat je geen onderscheid ziet... en makkelijk . . . geven zes maanden crediet.... Dat rothuis van mij wil accept op drie maanden ... En koppig... Ze maken een chits voor behangers twee yards breedte. De behangers hebben het noodig — vraagt mij er één, vragen mij er twee, drie. lever mij dat chits op enkele breedte . . . dat is voordeeliger . . . Denk je dat ze het doen . . . Bokken . . . pestkoppen .... twee yards breed of niet. . . Wat moet je doen . . . Toegeven . . . niets aan te doen. ...»
«Niets aan te doen,» bevestigde David de Leeuw met een bezorgden knik van ’t hoofd. Hij kénde den handel . . .
< Na ... je neemt geen geilik ?. . .»
«Neen . . . maar weet je wie geneiwes koopt . . . hier aan den overkant ...»
De Leeuw wees op het huis aan de overzijde, waar nu de schil-