56 STAL VERSCHRIKKING.
d’ e t r e behouden — naar volksgaarkeukens, roo-kerijen en worstfabrieken verwijzen.
„Evenwel, mijne vriendinnen en vrienden, dit raakte tot heden ons hulsel, onze materie.
„In ons leven worden wij mishandeld, gestriemd, gebeuld. Je klaagt er al niet meer over.
„Of ’n evenpaard ’n individu draagt of sleept — wat is ’t verschil?
„Of ze ons in hun vechtpartijen doodschieten — of ze onze ouden-van-dagen fijn malen, in velletjes persen en éten — of d’r vrouwen óns haar in propjes onder d’r vlechten stoppen — of ze phosphor bereiden uit ónze knokels — of ze ons ’n blauwen Maandag in de wei laten en met mishandelingen dwingen kunsten te vertoonen in wat zij ’n circus noemen, ik ’n martelplaats — of ze ons laten rennen tegen mekaar en dat *n édele sport heeten — ach, 't wordt bijkans te banaal ’r ’n woord over vuil te maken. ^
„Zij begrijpen ons niet — wij hen te minder.
„Want nietwaar, mijne vrienden: nimmer beschouwden wij dit hulsel als het hoogste. ^
„Maar thans, nu ik een onstoffelijk evenpaard voor eene postkar heb gezien — twéémaal op eén dag — nu ik heb zien werken, zwoegen, rennen wat naar mijn meening rustte — nu is mij de schrik om het hart geslagen”....
Zij zweeg, peinzend, starend naar de ruif.
Er was angstige na-luistering in den stal.
Doch een theosophische merrie, helder van oog en verstand, nam het woord.
„Om het even,” sprak zij: „schrik mag nooit een motief zijn om het onderzoek naar geheimzinnigs te weren.
„En na u aangehoord te hebben, verheug ik mij zeer over uwe belangrijke mede-ontdekking.