108
De officier. Dat kan niet, Biesen! Ansing zegt dat-ie krom was — Jan, dat-ie ’m ’n paar dagen vroeger recht heeft geslagen.
Bi esen. De pen is zoo krom as me duim, meneer, ’k Weet ’t sekuur, want we hebben geprobeerd of ’n kind door ’t raam kon klauteren. Eli dat kon.
/
De officier.. En de huissleutel — is-die terecht ?
Biesen. Nog niet, meneer, ’r Wordt onder toezicht van Woutersen, den veldwachter, in de rommel benejen gezocht — gister en eergister kon ’t daar niet, omdat de boel nog te broeierig was. ’k Heb ’n paar stukken half verkoolde plank laten uitzagen — met smerige oliesporen, meneer.
De officier. Heel goed. Op de kromme raampen leg je beslag en als de sleutel gevonden wordt, moet-ie dadelijk gedeponeerd worden.
Biesen. Tot uw orders, meneer (af).
VIJFDE TOONEEL.
De officier van Justitie. Een schrijver. De bode. Putten.
De officier (schelt — tot den bode). Patten — de herbergier Putten. (maakt eenige aanteekeningen).