EERSTE EPISODE.
Ja, in zoover is het daaglijksch doen der dwaze lieden die den drang tot schrijven ondergaan, zonderling en vreemdsoortig, dat zij zelden of nooit de bewogenheden van dichtbij, de ontroeringen van gister en vandaag voor hun littérair genoegen uitbuiten. Neem het bijna ondenkbaar geval dat een frisch-rondkijkend man, zonder — wat de lezer platweg stof noemt — zónder voorwerp van geestlijke genegenheid is, veronderstel dat hij door zorgen gejaagd voortbrengen móét, dat hij z’n vermoeid hoofd in de handen wringt, om er een onderwerp uit te persen — zoo wellicht is de hypothese van hen die het uitings-genot missen en de heuvelen en bergen welke enkelingen schiepen niet kennen —, dan nog zal hij de levens-incidenten mijden, niet aanraken kunnen, die ’m persoonlijk pijn hebben