30 OPEN BRIEF AAN ZIJNE EXCELLENTIE KUIPER,
stelen, dan om bestolen te worden. Het kan nooit een excuus zijn. ’t Is daarenboven onjuist, Excellentie. Een lilliputterig land heeft nimmer een zoodanigen afzet voor buitenlandschen geestesarbeid, dat het betalen van dien arbeid een hevig bezwaar kan zijn. Nu bevorderen wij legio vertalingen van prulwerken. Nu werken wij opvoeringen van de meest onbenullige tooneelwerken in de hand. Nu staat een hollandsch schrijver bij den hollandschen uitgever achter bij den vreemden auteur aan wien géén honorarium betaald wordt. Ik heb vrienden, Excellentie, die voor hun boeken van maanden arbeid honderd, honderd-vijftig, tweehonderd, driehonderd gulden ontvingen. Ik heb er, die blij waren als ze uitgegeven werden. Excellentie, op deze wijze, staat het koninklijk Holland aan hollandsche uitgevers en theaterondernemers eene niets-kostende premie toe, om buitenlanders te bestelen en hollanders met ’n douceur af te schepen. En op diezelfde wijze sart men hollandsche auteurs op eene andere, geraffineerde manier door ze in ’t buitenland nóg eens te doen plukharen. Hiér kunstmatig gedrukte auteursloonen — ginder zuivere eer, roem, verbreiding van hollandsche letterkunde. Bleef het dan nog daarbij! Maar, Excellentie, wij staan onmachtig om buiten de grenzen reeds verschenen werk aan te bieden, wij worden vertaald door knutselaars op wie we geen pressie kunnen uitoefenen, we moeten het lief-dankend aanschouwen dat ze ons „opvoeren,” heele bedrijven verknoeien, situaties verkrachten, we mogen koest zijn, als ze ons insereeren in pornographische blaadjes....
Excellentie, Paap is naar Berlijn verhuisd.
Moeten we hem vólgen?
Moeten we, om beschermd te zijn, ons werk éérst