Bijna onmiddellijk nadat de Ambtenaar van het Openbaar Ministerie zijne redevoering geëindigd had, verrees de verdediger van zijn zetel en zeidel) ongeveer het navolgende:....
Edelachtbare Heeren, President en leden van deze Rechtbank, in de eerste plaats wensch ik hulde te brengen aan de humane houding van den geachten vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, wiens requisitoir het karakter van mijn cliënt alle recht deed wedervaren.
Als ik evenwel toch met eenige moeilijk-bedwon-gen verontwaardiging tegen den eisch van drie jaar, door het officie gesteld, opkom, dan is dit niet om de sympathie, die ik voor den beklaagde voel, niet voor zijne daad-van-ge weid als zoodanig, maar alleen en uitsluitend om de exorbitante straf, die generzijds gevraagd wordt, een straf, die noch op wettige, noch op overtuigende motieven berust.
Edelachtbare Heeren, President en leden van deze Rechtbank, de geachte Ambtenaar heeft in zijn requisitoir de voorgeschiedenis dezer zaak op zijne wijze uiteengezet. Hoezeer het den schijn aanneemt,
*) Ter voordracht aan den hoogstbekwamen comédien Hubert Laroche.