46 NACHT.
In de kamer is alles gezellig. De lampen branden en ik lig nog wat lui. Door de tullen gordijnen zie ik het donker buiten, buiten, waar de dingen in nacht staan te droomen. Wie daar mogelijk nu gluurt, ziet mijn kamer, de boeken, de lampen, de prenten, ziet ook mijn levenlooze silhouet en mijn gebukt stilzitten.