i6 HUISHOUDEN.
en spartelde het beest zich los uit z’n vel en z'n vinnen.
„Es ist bestimmt in Gottesrath ... .*
We hebben het opgegeven. Met de vier restee-rende bloederige botten verder dit gedaan:
Begrijpende dat het mannen niet gegeven is visch te bakken en accepteerend het fatum van man-zijn, hebben we den waterketel opgezet en de treiterende beesten in het spartelend water gedeponeerd. Dat kon niet misloopen. Na een zeker aantal minuten hebben wij de dieren er uitgepikt, hebben rijst gekookt en smakelijk gedineerd. De graten waren nog een beetje rood, maar dat overkomt je ook wel in een restaurant.
De poes heeft gesmuld aan de gebakken visch. De „treurige” overblijfselen heeft zij dankbaar en voldaan opgegeten.
Lou bezat nog een toetje tabak. We hebben een pijp gestopt, ieder drie kop thee gedronken en ons zeer behagelijk gevoeld na de vermoeienissen van de vischpartij.
Dit zeg ik: er komt nooit geen ongebakken visch meer over den vloer, zoolang ik ongetrouwd ben.
Het napretje van dit alles bleef de omeletpan. Hoe krijgen vrouwen in ’s hemelsnaam zoo’n ding schoon, wanneer het vet er aangebakken is. De waterleiding loopt er een uur kletterend op. Het helpt niets. We hebben gewreven met oude kranten: eenig gevolg dat de inkt aan het vet vastplakte. Nu is de pan zwart, vies, vet. Welke geëmancipeerde vrouw geeft advies? Want morgen — morgen de eerste dag der maand, morgen, de dag van rijkdom, salaris en weelde — morgen moeten wij eieren bakken.
Ik wil alleen nog zeggen dat Strindberg minder