EERSTE BEDRIJF, TWAALFDE TOONEEL 41
J e n se n:
Over uw heusche ontvangst. En dat juist vanavond !
M a t h ij s:
Juist vanavond?
J ensen:
Na onze misschien wat overdadige verlichting, ’t Spijt me dat dat bijzonder sterke electrische licht, dat we op proef branden, uw vitrine wat — wat. . . .
M a t h ij s:
. . . Och nee. Wie bij ons wezen wil, komt toch wel (winkelschel). Dat merkt u. Wij profiteeren 'r van mee, hahaha! (winkelschel). En op dit uur is 't de slappe tijd! (winkelschel).
J e n se n:
Meneer De Sterke — in de laatste vergadering van commissarissen, heeft ,,De Opgaande Zon" besloten, de al ontruimde panden van Kwant en Kareisen, daar, onmiddellijk te doen sloopen. En dat is al aanbesteed. Ook de plannen van verbouwing liggen gereed.
M a t h ij s:
Maar ik zit in den weg.
J e n s e n (glimlachend) :
Juist.
M a t h ij s:
Spijt me.
J e n s e n (glimlachend) :
Ons ook.
Mathijs:
Dus, als ik 't goed begrijp, komt 'r naast de zon