mijpel: (dito) Ach!
mop: . ... Ik had ’r geen verstand van!
mijpel: Ik wel? Ben ik 5n kenner van tabak, van katoen, van
mijnbouw, koper, tin, ijzer, schepen en sporen, omdat 5k
aandeelen an de beurs verhandel ? Hoe kan men zoo krom
redeneeren ?
mop: Meneer Mijpel. . . .
mijpel: (driftig) Meneer Mijpel, meneer Mijpel! Wat doe 5k met natte oogen! Zaken zijn zaken! Zegt de Bank, bij wie ik zelf beleen: ga zitten, en steek ’n sigaar op, Mijpel, as ’k morgen op mijn beurt me neus snuit en ze met dikke oogen ankijk? Da’s bij God waar, je motje tienmaal bedenken eer je met particulieren wat doet! Heb-ie geklaagd toen je twaalf honderd gulden - twaalf ~ an Deli verdiende ? - heb-ie gejammerd toen je van die transactie met de Rockies bij de twee honderd gulden in één slag schoon opstreek ? Da’s om de gift van te krijgen!. . . . (Nieuwe donderslag). eef (die boven zenuw achtig heen en weer gedribbeld heeft, en uit angst voor 't onweer de trap af is gekomen, treedt vriendelijk-lachend binnen). ... O, neem met niet kwalijk, ik wist niet dat 5r bezoek was. . . .
mop: (met zichtbaren tegenzin om voor te stellen). . . . Meneer Mijpel - mevrouw Eva Bonheur. . . . mijpel: Aangenaam.
eef: (lief) Heel erg aangenaam. . . . Wat 5n raar weer zoo ineens, hè?. . . . ’t Is vandaag toch niet zoo warm geweest, hè?. ... Ik dacht werachentig dat 5t insloeg. . . . (sterk weer-licht). . . . Hè!. . . . Om blind van te worden. . . . Een, twee, drie, vier. . . . Wat gek nou toch, nou blijft de slag weg. . . . (donderslag) He!. . . . Zou je 5t raam niet dicht doen, Ma-rietje-lief? Je mot bij zoo’n weer oppassen da-je de bliksem niet antrekt, . . ,
21