gekomen, duwt de deur open, gaat de benedenkeuken in, keert met 'n
beugelflesch melk terug).
mop: Zoek je wat, Eef?
eef: (kort) Nee, ik zoek niet. Ik heb.
mop: Wou je wat melk leenen?
eef: (met bedoeling) Ja, leenen. Binnen de maand terug! Binnen de maand. En met vijf procent rente. . . . Op me woord van eer! Leenen! (slaat de deur achter zich dicht, gaat omhoog). mop: Dat moet je je den heelen dag laten welgevallen! (hij krijgt ’n stille proestbui) Jasper, vind je de situatie zoo grappig ? jasper: Onbetaalbaar. Minstens zoo onbetaalbaar als jouw verlies. Je had bankier moeten worden. M’n respect - doe 5t je niet na. . . . mop: Jasper!
jasper: De menschen zijn de zotste diertjes van Jt onvolprezen Heelal — die zijn hors concours! .... Die. ...
TWEEDE TOONEEL
DE VORIGEN M IJ PEL
mijpel: Goeien avond. Stoor ’k ’n teet a teet? (hij is 9n oud heertje met lange, witte haren en ’n vergroeide ruggegraat). mop: (terwijl Jasper koeltjes z?n bureau ordent) Integendeel. Kom binnen, meneer Mijpel.
mijpel: Warrem. Overdrukkend. Binnen de vijf minuten hebben we onweer. Jt Weerlicht al. . . . (jEef, die in *t bovenkeukentje gescharreld heeft, zet ’n ommeletpan op de gedekte tafel, snijdt brood in blokjes, schenkt zich ’n glas melk in). . . . Ja, ik ben zellef angeloopen. . . . (kijkt van Jasper, die opzettelijk neuriet, naar Mop, die angstig voor zich uit staart). . . . Daar staat alles bij stil. Da’s zoo lang ik de Beurs ken nog nooit voor-
18