16
van drie gulden. — ’k Heb *n vrouw, drie kinderen en ’n moeder. — En de reperatie van schoenen wordt me tegenswoordig betaald! Voor zolen en achterlappen reken je de menschen je arbeidstijd nog niet eens an en centen ken je niet binnenkrygen. Vannacht heb 'k tot vier opgezeten...
Piet.
Mèt je leerjongen ...
Buurman (driftig).
Wat zou dat?
Piet.
Hoevéel verdient-ie bij je?
Buurman.
Gaat je niet an!
Piet.
Nee, ’t gaat me niet an. Maar nou mot jy je jongen is vragen over Eén Mei.
Buurman.
’k Ben zélf werkman ...
Piet.
Man, ik val je niet lastig — ’k weet bliksems goed dat je mot tobben — ’k snap dat as je ’n paar weken je huur niet betaalt, je weer voor ’n patroon mot gaan zitten — maar jüllie schynt ’r lol in te hebben óns tegen te werken, als wy voor je belangen opkomen (roepend). Hé, Ari!
VIJFDE TOONEEL.
Piet. Een buürman-schoenmaker. Ari.
Ari (met een bos roode bloemen op de borst).
Fijn, hè? Ben bruigom vandaag!